Teksten

Maria/Marjam en Jezus/’Isa

Jezus, Mijn Grote Joodse Broer

…….

Intermezzo van Awraham Soetendorp

Tot mijn verrassing werd ik in 1989 uitgenodigd naar Moskou te gaan. Ik had geen geheim gemaakt van mijn negatieve opvatting over de Sovjet houding tegenover Joden. De tweede keer werd ik zelfs uitgenodigd voor een lezing in de openbare bibliotheek in Moskou. Het onderwerp was: Jezus.

Ik kon mijn publiek er wel van overtuigen dat Jezus een Jood was. Maar Maria ook? Nee hoor. Dat deze, in Rusland, hoog gewaardeerd dame in feite Joods was kon men niet accepteren!

Voor mij is Jezus niet de Heiland en ik geloof niet dat hij zelf goddelijk was. Maar ik heb wel grote bewondering voor hem. Martin Buber noemde hem: Mijn Grote Joodse Broer. Zijn grootheid lag in zijn nederigheid en moed. Ik herinner mij het verhaal over de lepralijder. De onaanraakbare die in sociale isolatie leefde omdat zijn ziekte zo besmettelijk was Jezus deed waar andere voor terugdeinsden Hij keek naar de man, hij raakte hem aan. Het is goed om ook in de Koran te lezen hoe Jezus zulke mensen genas.

…….

Inleiding op de Teksten Zij aan Zij

…….

Dat ‘Isa/Jezus niet alleen in de Bijbel maar ook in de Koran hoog staat aangeschreven blijkt uit de prachtige verhalen over zijn geboorte. Zijn moeder, Maria/Marjam, raakte ongehuwd zwanger, iets waarvan men zeker in die tijd schande sprak. Bovendien is de oorsprong van haar zwangerschap wonderbaarlijk. In het Bijbelboek Lucas kondigt de engel Gabriël de zwangerschap aan en is er sprake van een goddelijke schaduw die Maria bedekt. De Koran kent ook een engelachtige boodschapper, maar spreekt evenals het Johannes-evangelie abstracter over de scheppingskracht van het Goddelijk woord.

In de Bijbel neemt Jozef de zorg voor Maria en het kind op zich. In de Koran trekt de hoogzwangere Marjam zich alleen terug in de woestijn. Als zij de wanhoop nabij is hoort zij een stem – is het de engel Djibriel (Gabriël) of het kind zelf? – die haar moed inspreekt. Later, als Marjam bij terugkeer door haar familie onder vuur wordt genomen, zal het wiegekind voor haar spreken.

Het zijn twee prachtige verhalen, zeer menselijk, maar beschenen door een goddelijk licht. Een principieel geschilpunt is de status van Jezus in beide religies. In de evangeliën van Johannes en Lucas wordt hij ‘zoon van God’ genoemd. In de Koran wordt dit met klem van de hand gewezen. ‘Allah verwekt niet en is niet verwekt.’ Hij staat zelf buiten de keten van oorzaak en gevolg, maar kan telkens opnieuw scheppen met Het Woord. Allah heeft geen zonen, ook de profeet Mohammed is niet de zoon van Allah. In de Koran is ‘Isa de zoon van Marjam; een hoogstaand mens, die Masîh (Messias), profeet van Allah en boodschapper van zijn Woord genoemd wordt. Jezus is in de Bijbel behalve de zoon van God ook zijn boodschapper en de Messias. Dit in beide boeken gebruikte woord is Hebreeuws voor een door God ‘gezalfde’, een titel die gereserveerd werd voor een koning/redder. Het Griekse equivalent dat voorkomt in het Bijbelboek Handelingen, is Christos. De geboorte van Jezus wordt door christenen gevierd met Kerstmis.

De geboorte van ‘Isa wordt verteld in Soera 19, genoemd naar zijn moeder Marjam. Voor het Bijbelse verhaal wordt geput uit de evangeliën.

Bijbel

De engel verkondigt de geboorte van Jezus
…God (zond red.) de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven.’ Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. … want voor God is niets onmogelijk.’ Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Lucas 1:26-32, 34-35, 37-38

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis… Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader… niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of de wil van een man, maar uit God. Johannes 1:1-5, 14, 13


Jozef, Maria, en Jezus in de kribbe

De afkomst van Jezus Christus was als volgt. Toen zijn moeder Maria was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest. Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar in het geheim te verstoten. Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer. De engel zei: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de Heilige Geest. Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’ Jozef werd wakker en deed wat de engel van de Heer hem had opgedragen: hij nam haar bij zich als zijn vrouw, maar hij had geen gemeenschap met haar voordat ze haar zoon gebaard had. Matteüs 1:18-21, 24-25

Jozef ging van de stad Nazaret… naar de stad van David die Bethlehem heet…om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. Lucas, 2:4En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg. Lucas 2:6-7 (NBG 1951)

Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen:‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de Messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak (kribbe red.) ligt.’ Lucas 2: 8-12

Koran

De Djibriel verkondigt de geboorte van ‘Isa
En vermeld in het boek (de Koran red.) Marjam. Toen zij zich van haar familie terugtrok naar een oostelijke plaats (woestijn? red.) en een afscherming tegen hen maakte. Toen zonden Wij Onze geest naar haar en hij deed zich aan haar voor als een goedgevormd mens. (Djibriel? red.). Zij zei: ‘Ik zoek bij de Erbarmer bescherming tegen jou, als jij godvrezend bent.’Hij zei: ‘Maar ik ben de gezant van jouw Heer om jou een reine jongen te schenken.’ Zij zei: ‘Hoe zou ik een jongen krijgen, terwijl geen mens mij aangeraakt heeft; en ik ben geen onkuise vrouw.’ Hij zei: ‘Zo is het. Jouw Heer heeft gezegd: “Het is voor Mij gemakkelijk. En het is opdat Wij hem tot een teken voor de mensen maken en uit barmhartigheid van Ons. En het is een beslissing die gevallen is.” ’Dus werd zij zwanger van hem (‘Isa red.) en trok zich met hem terug naar een afgelegen plaats. 19:16-22

Toen de engelen zeiden: ‘O Marjam, God kondigt jou een woord van Hem aan, wiens naam zal zijn de masieh, ‘Isa, de zoon van Marjam. Hij zal in het tegenwoordige leven en het hiernamaals in hoog aanzien staan en behoren tot hen die in de nabijheid (van God) zijn. In de wieg en als volwassene zal hij tot de mensen spreken en hij zal een van de rechtschapenen zijn.’ Zij zei: ‘Mijn Heer, hoe zou ik een kind krijgen, terwijl geen mens mij aangeraakt heeft?’ Hij (Djibriel red.) zei: ‘Zo is het. God schept wat Hij wil. Wanneer Hij iets beslist, dan zegt Hij er slechts tegen: “Wees!”en het is.’ 3:45–47

God is niet zo dat Hij zich een kind neemt. Geprezen zij Hij! Wanneer Hij iets beslist dan zegt Hij er slechts tegen: ‘Wees!’ en het is. 19:35

Hij heeft niet verwekt en is niet verwekt en niet één is er aan Hem gelijkwaardig. 112:3-4

Marjam bevalt in eenzaamheid
Toen maakten de weeën dat zij naar de stam van de palm ging (om zich tegen de pijn aan vast te houden red.). Zij zei: ‘Ach was ik maar eerder gestorven en was ik maar volstrekt in vergetelheid geraakt.’ Maar hij ( ‘Isa, Djibriel? red.) riep haar van onder haar vandaan: ‘Wees niet bedroefd, jouw Heer heeft onder jou een beekje geplaatst. En schud de stam van de palm naar je toe dan zal zij verse rijpe dadels op je laten vallen. Eet en drink dan en wees goedsmoeds en als jij iemand van de mensen ziet zeg dan: “Ik heb aan de Erbarmer de gelofte gedaan mij te onthouden en dus zal ik vandaag met geen mens spreken.”’ 19: 23-26

Toen kwam zij met hem bij haar mensen, terwijl zij hem droeg. Zij zeiden: ‘O Marjam jij hebt echt iets ongehoords begaan…jouw vader was geen slechte man en jouw moeder was geen onkuise vrouw!’ Maar zij wees naar hem. Zij zeiden: ‘Hoe kunnen wij spreken met iemand die nog een kind in de wieg is?’ Hij (‘Isa, het wiegekind red.) zei: ‘Ik ben Gods dienaar; Hij heeft mij het boek gegeven en mij tot profeet gemaakt. En Hij heeft mij gezegend gemaakt waar ik ook ben en Hij heeft mij de salaat (het gebed, red.) en de zakaat (menslievende daad, betaling van aalmoes, armenbelasting, red.) opgelegd zolang ik leef en ook om plichtsgetrouw te zijn jegens mijn moeder en Hij heeft mij niet tot een ellendige geweldenaar gemaakt. En vrede zij met mij op de dag dat ik geboren werd, op de dag dat ik sterf en op de dag dat ik weer tot leven word opgewekt.’ 19: 27-33

Wij hebben ‘Isa, de zoon van Marjam…gesterkt met de heilige geest. 2:87

De masieh ‘Isa, de zoon van Marjam is Gods gezant en Zijn woord dat Hij richtte tot Marjam en een geest bij Hem vandaan. Gelooft dan in God en Zijn gezanten en zegt niet: ‘Drie’ (De drie-eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest verkondigt door de christelijke kerk, red.) 4:171

Reacties uitgeschakeld voor Maria/Marjam en Jezus/’Isa