De vurige hel
De continuïteit en de ontwikkeling in het concept van de hel in Bijbel en Koran valt op als men de lotgevallen van het woord Gehenna volgt. In 2 Koningen verwijst het naar een bestaand dal, het Hinnomdal, waar heidenen hun kinderen offerden aan Moloch. De Joodse God tollereerde niet dat zijn volk dit gebruik nabootsten. Het idee dat God straft met vuur is wel in het Oude Testament te vinden, maar het verteert niet alleen het (onderaardse) dodenrijk maar ook de aarde.
In de evangeliën krijgt het woord Gehenna een algemene en virtuele betekenis, als de plek waar men na de dood verblijft als men onrechtvaardig geleefd heeft. In het Bijbelboek Openbaring wordt van de ‘vuurpoel’ gesproken, waarin de zondaars gegooid worden. Dit is de tweede dood.
Hetzelfde woord, in het Arabisch Djehennem, (in de vertaling van Kramers Gahannam), wordt in de vertaling van Leemhuis de hel; de vurige plaats waar de ongelovigen na de dood verblijven.
De verhalen van de hel in het Nieuwe Testament en de Koran lopen sterk parallel. Het beeld van de hel is in de Koran veel verder uitgewerkt dan in het Nieuwe Testament, zowel in logische als in poëtische zin. De hel komt in tal van soera’s voor. Met allerlei sterke beelden wordt degene die er maar op los leeft duidelijk gemaakt dat hij ooit met zijn daden geconfronteerd zal worden.
Hier duikt in beide boeken de satan of duivel op, die mensen misleidt en hen ten slotte meetrekt het vuur in. In de Koran worden deze boosdoeners veelal aangeduid met de term ongelovige. Het ligt voor de hand dat zij die een ander geloof aanhangen naar de hel verwezen worden. Toch laat de Koran een subtieler beeld zien. Zo zijn de oordelen over Israëlieten en christenen, de mensen van het Boek, niet onverdeeld negatief. Er is voor hen zeker nog hoop, wanneer zij de polytheïstische aspecten van hun geloof van zich afschudden. Men denke hier aan de aanbidding van het gouden kalf (zie hoofdstuk 10), de vergoddelijking van ‘Isa (zie hoofdstuk 15) en zijn moeder. Maar als zij aanstichten tot oorlog zullen zij zelf met vuur geconfronteerd worden.
In de Koran moeten ook gelovige moslims het soms ontgelden. Sommige ‘gelovigen’ pretenderen in Allah te geloven maar zaaien in werkelijkheid verderf op aarde. Deze huichelaars zijn te vergelijken met de schriftgeleerden en Farizeeën, die door Jezus gehekeld worden. Anderzijds hoeven zij die geen kans kregen tot het ‘ware geloof’ te behoren niet zonder meer veroordeeld te worden. Het verhaal van de ‘goede Samaritaan’ is hiervan een bekend voorbeeld. In de Koran lijken onderdrukten die niet de goede weg gewezen werd op vergeving te kunnen hopen.
Hiermee is aangegeven dat behalve het godsdienstige aspect het woord ‘ongelovige’ in de Koran ook een sterk ethisch aspect bevat. Het zijn met name de onrechtplegers die het hellevuur te vrezen hebben. Ook belijdende moslims zullen op hun daden worden afgerekend, en al naar het oordeel van Allah beloond of gestraft worden.
Voor een goed begrip van deze ethische dimensie van het woord ongelovige in de Koran moet men rekening houden met het feit dat de satan de ongelovige bij uitstek is. (zie hoofdstuk 3) Hij loochent niet het bestaan van Allah, – hij praat zelfs met Hem,– maar hij is ongehoorzaam jegens Allah, hij gaat in tegen Zijn gerechtigheid. Satan is de vijand van de mens. (zie de hoofdstuk 3 en 4) Hij verleidt mensen, moslims en niet-moslims, tot gedrag dat hen ten slotte in de hel doet belanden. In het Bijbelboek Openbaring verdwijnen de satan met zijn volgelingen ten slotte voor eeuwig in de vuurpoel. Ook in de Koran worden satan en zijn makkers in de hel, de Djehenem, geworpen.
Zij die zichzelf hebben veroordeeld tot de vurige hel staan bij het Laatste Oordeel (zie hoofdstuk 18) in beide boeken, Bijbel en Koran, ter linkerzijde. Zij zijn zich te buiten gegaan aan verschillende onrechtvaardige of zondige handelingen, zoals moord, wat in beide boeken wordt afgekeurd. (zie hoofdstuk 5) Maar er zijn meerdere manieren om in de hel te belanden. In de Koran heeft de hel zeven poorten.
Deze beelden zijn bedoeld om mensen die denken tijdens hun aardse leven weg te komen met onverantwoordelijk gedrag, tot inkeer te brengen. Zij zullen ooit met hun daden geconfronteerd worden. Het is niet Allah die straft, maar het satanische vuur dat zichzelf tegenkomt. Voor de ongelovige in deze brede zin lijkt de hel een eeuwigdurende bestraffing te zijn. Maar Allah kan anders beslissen. Het is denkbaar dat mensen een korte tijd in de hel verkeren, om daarna tot de paradijstuinen te worden toegelaten.
In de Koran worden sterke dreigementen van eeuwigdurende bestraffing afgewisseld met een oproep tot inkeer. Wie berouw toont en zijn leven betert, kan rekenen op vergeving. Het thema berouw is in de Koran sterk aanwezig, niet alleen in de soera 9 die ‘Berouw’ heet maar door het hele boek heen. Ook in het Oude en Nieuwe Testament zijn de noodzaak van berouw en een vergevende God terugkerende thema’s.
Bijbel
Het Hinnomdal, Gehenna, de vuurpoel
Verder liet Josia de offerplaats… in het Hinnomdal ontwijden, zodat niemand er meer zijn zoon of dochter als offer voor Moloch kon verbranden. 2 Koningen 23:10
De Judeeërs hebben immers … in het Hinnomdal de offerplaats Tofet gebouwd om er hun zonen en dochters te verbranden. Ik heb dat noot geboden, ik heb dat nooit gewild. Jeremia 7:30-31
Als het vuur van mijn toorn is ontstoken zal het branden tot in het diepste dodenrijk; het zal de aarde verschroeien en alles wat daar groeit, het zal de grondvesten van de bergen verteren. Deuteronomium 32:22
Wees bang voor hem die de macht heeft om iemand niet alleen te doden maar ook in de Gehenna (hel red.), te werpen.Lucas 12:5
En als je rechterhand je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af en werp hem weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam naar de Gehenna gaat. Matteüs 5:30
Als je voet je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af: je kunt beter kreupel het leven binnengaan dan in het bezit van twee voeten in de Gehenna geworpen worden. Marcus 9:45
En als je oog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit: je kunt beter met één oog het koninkrijk van God binnengaan dan in het bezit van twee ogen in de Gehenna geworpen worden, waar de wormen blijven knagen en het vuur niet dooft. Marcus 9:45-48
Het vuur voor de ongelovigen en hun satan
Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. Matteüs 25:41
De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Openbaring 20:2
En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid. Openbaring 20:10
Het beest werd gevangengenomen, samen met de valse profeet… Levend werden ze in de vuurpoel met brandende zwavel gegooid. Openbaring 19:20
Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegoooid. Dit is de tweede dood. Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegeooid. Openbaring 20:14
De rook van die pijniging zal opstijgen tot in eeuwigheid. Openbaring 14:11
De huichelaars
Daarna richtte Jezus zich tot de menigte en tot zijn leerlingen en zei:… ‘Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie bouwen grafmonumenten voor de profeten en versieren de graven van de rechtvaardigen, en jullie zeggen: “Als wij geleefd hadden in de tijd van onze voorouders, zouden wij ons niet zoals zij schuldig hebben gemaakt aan de moord op de profeten.”Daarmee erkennen jullie zelf dat jullie kinderen zijn van hen die de profeten vermoord hebben. Maak de maat van jullie voorouders dan maar vol! Slangen zijn jullie, addergebroed, hoe denken jullie te kunnen ontkomen aan een veroordeling tot de Gehenna?’ Matteüs 23:1, 29-33
De goede Samaritaan
Er was eens iemand die werd overvallen door rovers, die… hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze… (Hij red.) is de naaste geworden van het slachtoffer… de man die medelijden met hem heeft getoond. Lucas 10:30-37
De zondaars aan de linkerzijde
Dan… zal hij (Jezus, de Mensenzoon red.) de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt… de bokken links. Matteüs 25:32-33
Daarop zal hij ook de groep aan de linkerzijde toespreken: ‘Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur…’ Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.’ ‘Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.’ Matteüs 25:41-43, 45
Jullie hebben gehoord: ‘Pleeg geen moord. Wie moordt, zal zich moeten verantwoorden…’ Matteüs 5:21
… voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel… Openbaring 21:8
Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk Gods binnen te gaan. Marcus 10:25
En ik (Jezus red.) zeg zelfs: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie ‘Dwaas!’ zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan. Matteüs 5:22
Onze tong is net zo’n vlam: een wereld van onrecht, die onze lichaamsdelen in brand steekt. Want hij besmet het hele lichaam, hij steekt het rad van het leven in brand, met vuur uit de Gehenna. Brief van Jakobus 3:6
Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid. Openbaring 20:15
Tijdelijke loutering of eeuwige bestraffing?
Ik (Jezus red.) verzeker u: alle wandaden en godslastering, hoe erg ook, kunnen mensen worden vergeven, maar wie lastertaal spreekt tegen de Heilige Geest krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.’ Marcus 3:28-29
Hij zal in vuur en zwavel worden gepijnigd… Openbaring 14:10
Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid.Openbaring 20:10
De rook van die pijniging zal opstijgen tot in eeuwigheid…. ze krijgen geen rust, overdag niet en ’s nachts niet.’ Openbaring 14:11
Berouw en vergeving
Keer terug, Israël, naar de Heer, je God! Door je eigen wandaden ben je ten val gekomen. Kom met woorden van berouw… Zeg tegen hem: ‘Vergeef ons al onze misdaden.’ Hosea 4:1-2
‘Ik (David red.) heb ernstig gezondigd met mijn daad. Ach Heer, vergeef uw dienaar zijn zonde; ik ben een dwaas geweest.’ 2 Samuel 24:10
Ik bid u: vergeef mij, Heer, vergeef mij. Laat mij niet ten onder gaan met mijn zonden, stapel uw straffen niet op tegen mij, koester uw wrok niet voor eeuwig, verban mij niet naar het diepst van de aarde. U, Heer, bent toch de God van al wie berouw toont! Manasse 1:13
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. Matteüs 6:12
Vergeef mij, Heer, mijn grote schuld, omwille van uw naam. Psalm 25:11
Genadig en liefdevol is de Heer. Psalm 145:8
Koran
Djehenem, Gahannam, de Hel
En Wij brengen op die dag de Gahannam (Leemhuis; hel) tevoorschijn voor de ongelovigen…Wij hebben Gahannam voor de ongelovigen bereid als gastonthaal. (vertaling Kramers) 18:100,102
…opdat God de slechten van de goeden onderscheidt en de slechten op elkaar zet en opstapelt en in de hel zet. Dat zijn de verliezers 8:37
Zij die links staan… In een verzengende gloed en in gloeiend water staan zij en in de schaduw van zwarte rook, die niet koud is noch weldadig. 56:41-44
Zij die er ellendig aan toe zijn, zij zullen in het vuur zijn om erin te steunen en te kreunen. 11:106
Jij ziet op die dag de boosdoeners in boeien aaneengeketend, met hun kleren van pek en hun gezichten bedekt met het vuur, opdat God aan elke ziel vergeldt wat zij begaan heeft.14:49-51
Telkens als hun huid gaar gebakken is, vervangen Wij die door andere huid, opdat zij de bestraffing proeven. 4:56
Wanneer zij erin geworpen worden horen zij het gekreun ervan terwijl zij (de hel red.) overkookt. Zij barst bijna van woede. 67:5-8
… telkens als (de hel red.)… begint te doven wakkeren Wij voor hen de vuurgloed aan. 17:97
Het vuur voor de ongelovigen en hun satan
En voor de ongelovigen is er de bestraffing van het vuur. 8:14
En zij zullen erin gekieperd worden, zij ende misleiden en de troepen van de duivel, allen tezamen. 26:94-95
En voor hen die aan hun Heer geen geloof hechten is er de bestraffing van de hel… Wanneer zij erin geworpen worden horen zij het gekreun ervan terwijl zij overkookt. Zij barst bijna van woede. 29:6-8
Wie zich de satan in plaats van God als beschermer neemt, die zal een duidelijk verlies lijden. Hij doet hun toezeggingen en wekt hun begeerten op, maar wat de satan hun toezegt is slechts begoocheling. Zij zijn het van wie de verblijfplaats de hel is en zij vinden daaruit geen ontsnapping. 4:119-121
De Mensen van het Boek
Als de mensen van het boek zouden geloven en godvrezend zouden zijn, zouden Wij hun slechte daden uitwissen en hen de tuinen van de gelukzaligheid binnenvoeren. En als zij zich aan de Taura en de Indjiel en wat van hun Heer naar jou is neergezonden zouden houden, zouden zij (daar red.) kunnen eten van wat boven hen is en van wat onder hun voeten is. 5:65-66
Ongelovig zijn zij die zeggen: ‘God is de masieh, de zoon van Marjam.’ Maar de masieh (‘Isa red.) heeft gezegd: ‘O Israëlieten, dient God, mijn Heer en jullie Heer.’ 5:72
Onder hen is er een gematigde gemeenschap, maar voor velen van hen geldt: slecht is wat zij doen. 5:66
Telkens als zij een vuur ontsteken dat tot oorlog leidt, dan dooft God het. En zij trekken erop uit om op de aarde verderf te zaaien. God bemint de verderfzaaiers niet. 5:64
Als iemand aan God metgezellen toevoegt, dan ontzegt God hem de tuin; zijn verblijfplaats is het vuur. 5:72
Onder hen is er een gematigde gemeenschap… 5:66
Zij die geloven, zij die het jodendom aanhangen…en de christenen die in God en de laatste dag geloven en die deugdelijk handelen, zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn. 5:69
Het juiste geloof geen garantie
Er zijn mensen die zeggen: ‘Wij geloven in God en de laatste dag’, maar zij zijn geen gelovigen. Zij denken God en hen die geloven te misleiden, maar zij misleiden slechts zichzelf zonder het te beseffen. In hun harten is een ziekte en God heeft hun ziekte verergerd; voor de leugens die zij spraken krijgen zij een pijnlijke bestraffing. Als men tot hen zegt: ‘Breng geen verderf op aarde’ zeggen zij: ‘Wij scheppen slechts orde.’ Toch zijn zij het die verderf brengen… 2:8-12
De huichelaars en de huichelaarsters… zij gebieden het verwerpelijke, verbieden het behoorlijke en houden hun handen stijf op hun beurzen;… God heeft de huichelaars, de huichelaarsters… het vuur van de hel toegezegd… 9:67-68
Het juiste geloof een voorwaarde?
Zij zijn het van wie de verblijfplaats de hel is; dat is een slechte bestemming. Maar niet voor die onderdrukte mannen, vrouwen en kinderen die tot geen list in staat zijn en die geen goede weg gewezen werd. Zij zijn het aan wie God misschien vergiffenis zal schenken. God is lankmoedig en vergevend. 4:97-99
Wie links staan: de onrechtplegers
En zij die links staan – wie zijn zij die links staan? 56:41
… de onrechtplegers 7:41
Verteert niet onderling elkaars bezittingen door bedrog… en doodt elkaar niet. Wie het in overtreding en onrechtmatigheid toch doet, die zullen Wij in een vuur laten braden… 4: 29-30
Veel van de schriftgeleerden en de monniken verteren de bezittingen der mensen door bedrog en versperren Gods weg. En hun die goud en zilver oppotten en geen bijdrage op Gods weg geven, zeg hun een pijnlijke afstraffing aan op de dag dat zij in het vuur van de hel verhit zullen worden; dan zullen hun voorhoofden, hun zijden en hun ruggen verzengd worden. Proeft dan wat jullie opgepot hebben.9:34-35
Voor hen die Onze tekenen… hoogmoedig afwijzen zullen de poorten van de hemel niet worden geopend… zolang niet een kameel door het oog van een naald gaat. Zo vergelden Wij de boosdoeners. Voor hen is de hel een rustplaats… 7:40
Degenen die op onrechtvaardige wijze de bezittingen van wezen verteren, vullen hun buiken slechts met vuur. 4:10
En wie een fout of een zonde begaat en er dan iemand die onschuldig is van beschuldigt, die heeft een lasterlijke slechtheid en duidelijke zonde op zich geladen. 4:112
Zij die ongelovig zijn dragen hun bezittingen bij om Gods weg te versperren. Dan zullen zij overwonnen worden en zij die ongelovig zijn zullen in de hel verzameld worden, opdat God de slechten van de goeden onderscheidt en de slechten op elkaar zet en opstapelt en in de hel zet. Dat zijn de verliezers. 8:36-37
En de hel is de plaats die voor hen allen te zamen is aangewezen. Die heeft zeven poorten; elke poort ervan heeft een toegewezen deel. 15:43-44
De confrontatie met eigen wandaden
… zij zullen in wanhoop terneergeslagen zijn. En Wij hebben hun geen onrecht aangedaan, maar zij waren het die onrecht pleegden. 43:75-76
Welnu, de hel zal de ongelovigen omvatten. Op de dag dat de bestraffing hen van boven af en van onder hun voeten vandaan bedekt en Hij zegt: ‘Proeft wat jullie aan het doen waren.’ 29: 54-55
En het boek wordt voorgelegd en dan zul jij de boosdoeners terug zien deinzen voor wat erin staat en zij zullen zeggen: Wee ons, wat is er met dit boek dat niets kleins en niets groots onopgesomd laat? En zij vinden dat wat zij deden, aanwezig is. En jouw Heer doet niemand onrecht aan. 18:49
Tijdelijke loutering of eeuwige bestraffing?
En de hel is een hinderlaag, waar onbeschaamden naar terugkeren, waar zij voortdurend zullen blijven. Zij zullen daarin noch koelte noch iets om te drinken proeven, maar gloeiend water en etter als een passende vergelding. 78:21-26
Zij zullen daarin altijd blijven; zij krijgen geen strafverlichting en ook geen uitstel. 2:162
Er is niemand onder jullie die er niet naar zal afdalen. En het is voor jouw Heer een besluit dat gevallen is. Dan redden Wij hen die godvrezend zijn en laten de onrechtplegers daarin op de knieën achter. 19:71-72
Dan zegt Hij (Allah red.): ‘Het vuur is jullie verblijfplaats om er altijd te blijven, behalve als God het anders wil…’ 6:128
Berouw en vergeving
Behalve zij die daarna berouw tonen en het weer goedmaken. God is vergevend en barmhartig. 3:89
Toont echter iemand na zijn misdrijf berouw en betert hij zich, dan zal God zich genadig tot hem wenden. 5:39
En wie berouw heeft en deugdelijk handelt, die wendt zich dus werkelijk berouwvol tot God. 25:71
… God bemint de berouwvollen… 2:222
‘Onze Heer… Vergeef ons onze zonden en behoed ons voor de bestraffing van het vuur.’ 3:16
Weten zij dan niet dat God het is die het berouw van Zijn dienaren aanvaardt…en dat God de genadegever, de barmhartige is? 9:104
Denkt aan Gods genade aan jullie toen jullie vijanden waren en Hij jullie harten tot elkaar bracht en jullie door Zijn genade broeders werden; toen jullie op de rand van de groeve van het vuur waren en Hij jullie ervan redde. 3:103
In naam van God de erbarmer, de barmhartige. (Begin van bijna elk soera.)