Teksten

Noach/Noeh

Noeh/Noach krijgt van Allah/God de opdracht een schip te bouwen waarmee hij, met zijn familie en twee stuks van elke diersoort, de grote overstroming overleeft. Er zijn subtiele verschillen tussen de twee versies van dit verhaal.

In de Bijbel komt God in beeld die teleurgesteld is over de mensheid. Alleen Noach vindt genade in zijn ogen. Dieren zijn belangrijk in dit verhaal, vooral de duif die voor Noach de langzaam opdrogende aarde verkent en terugkeert met een olijftak. Met Noach en met alle levende wezens sluit God na de zondvloed een verbond, dat zo’n allesvernietigende vloed nooit meer zal plaatsvinden. De regenboog is daarvan het teken.

In de Koran is het Noeh die teleurgesteld is in zijn volk. Hij probeert nog om hen te waarschuwen voor de naderende ramp, de straf voor hun ongeloof, maar hij wordt uitgelachen. Hij mag zijn familie meenemen aan boord, maar ook andere gelovigen, en dat zijn er niet veel. En familie zijn van Noeh is geen garantie voor redding. Zijn ongelovige vrouw komt om. Ontroerend is het afscheid van de koppige zoon, die zijn toevlucht zoekt tot de bergen en daar verdrinkt.

Ook het Koranverhaal eindigt met een positieve noot. Noeh wordt een profeet genoemd en zijn nageslacht wordt gezegend. De vrouw van Noeh wordt in de Koran vergeleken met de vrouw van Loet. Beide vrouwen worden samen met hun volk vernietigd ondanks dat zij echtgenotes van profeten waren. Hier wordt benadrukt dat ieder mens verantwoordelijk is voor zijn/haar eigen keuzes.

In de Koran is soera 71 naar Noeh genoemd, hij komt ook in andere soera’s voor. Het verhaal van Noach is geconcentreerd in Genesis.

Bijbel

Alleen Noach vond genade
De Heer zag dat alle mensen op aarde slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht. Hij kreeg er spijt van dat Hij de mensen had gemaakt en voelde zich diep gekwetst. Ik zal de mensen die ik geschapen heb van de aarde wegvagen, dacht hij, en met de mensen ook het vee, de kruipende dieren en de vogels, want ik heb er spijt van dat ik ze heb gemaakt. Alleen Noach vond bij de Heer genade. Genesis 6:5-8

Toen God zag dat de aarde door en door slecht was, dat iedereen een verderfelijk leven leidde, zei Hij tegen Noach: ‘Ik heb besloten een einde te maken aan het leven van alle mensen, want door hen is de aarde vol onrecht. Ik ga hen vernietigen, en de aarde erbij. Ik laat een grote vloed over de aarde komen, een watermassa die haar zal overspoelen om alles onder de hemel waarin levensadem is te vernietigen; alles op aarde zal omkomen.’ Genesis 6:12-13, 17

Alleen Noach vond bij de Heer genade. Noach was een rechtschapen man; hij was in zijn tijd de enige die een voorbeeldig leven leidde, in nauwe verbondenheid met God. Genesis 6:8-9

De ark van Noach
Toen God zag dat de aarde door en door slecht was, zei hij tegen Noach… ‘Maak jij nu een ark van pijnboomhout. Maak daar verschillende ruimten in, en bestrijk hem vanbinnen en vanbuiten met pek. Je moet er een lichtopening in aanbrengen en aan de bovenkant één el openlaten. Genesis 6:12-14, 16

Toen zei de Heer tegen Noach: ‘Ga de ark in, samen met je hele gezin, want ik heb gezien dat jij als enige van deze generatie rechtschapen bent. Want over zeven dagen zal ik het veertig dagen en veertig nachten op de aarde laten regenen; dan zal ik alles wat er bestaat van de aardbodem wegvagen, alles wat ik heb gemaakt.’ Genesis 7:1,4

De dieren twee aan twee
Toen de zeven dagen voorbij waren, kwam het water van de vloed over de aarde… braken alle bronnen van de machtige oervloed open en werden de sluizen van de hemel opengezet. Veertig dagen en veertig nachten lang zou het op de aarde stortregenen. Diezelfde dag gingen Noach,… samen met alle soorten wilde dieren, vee en kruipende dieren, en ook met alle soorten vogels en wat er verder maar vleugels heeft. Van alle wezens waarin levensadem was, kwamen er telkens twee bij Noach in de ark: er kwamen van alle dieren een mannetje en een wijfje, in overeenstemming met wat God hem had opgedragen. Toen sloot de Heer de deur achter hem. Genesis 7:10-16

Noachs familie gered
Noach had drie zonen: Sem, Cham en Jafet. Genesis 6:10

Diezelfde dag gingen Noach, zijn zonen Sem, Cham en Jafet, zijn vrouw en de drie vrouwen van zijn zonen de ark in… Genesis 7:13

(Later red.) De zonen van Noach, die samen met hem uit de ark waren gekomen, heetten Sem, Cham en Jafet.
Met de drie zonen van Noach begon de verspreiding van de mensheid over de aarde. Genesis 9:18





De Zondvloed

De vloed overstroomde de aarde veertig dagen lang. Het water bleef voortdurend toenemen, zelfs de hoogste bergen kwamen onder water te staan. Alles wat op het land leefde en ademde vond de dood. Alleen Noach bleef over, met alles wat bij hem in de ark was. Alles wat op aarde bestond werd weggevaagd. Honderdvijftig dagen lang was de aarde helemaal met water bedekt. Genesis 7:17, 19, 22-24





Het water zakte

Toen dacht God weer aan Noach en aan alle wilde dieren en het vee bij hem in de ark. Op zijn bevel begon er een wind over de aarde te waaien, waardoor het water afnam. De bronnen van de oervloed en de sluizen van de hemel werden gesloten, zodat het ophield met regenen. Geleidelijk vloeide het water weg van de aarde; na honderdvijftig dagen begon het te zakken. Genesis 8:1-3

De duif
Na verloop van veertig dagen deed Noach het venster dat hij in de ark had aangebracht open en liet… een duif los… Tegen de avond kwam ze bij hem terug – met een jong olijfblad in haar snavel. Toen wist Noach dat het water op de aarde verder gedaald was. Genesis 8:6, 8, 11

Toen zei God tegen Noach: ‘Ga de ark uit samen met je vrouw, je zonen en de vrouwen van je zonen. Laat ook alle dieren die bij je zijn naar buiten gaan. Ze moeten weer vruchtbaar zijn en talrijk worden en de aarde bevolken.’ Genesis 8:15-17

De regenboog als belofte
Toen zegende God Noach en zijn zonen, hij zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en wordt talrijk en bevolk de aarde. Hierbij sluit ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, en met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op aarde. Deze belofte doe ik jullie: nooit weer zal alles wat leeft door het water van een vloed worden uitgeroeid, nooit weer zal er een zondvloed komen om de aarde te vernietigen. … ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde.’ Genesis 9:1, 9, 11, 13

Koran

Noeh waarschuwt zijn volk
Wij hebben Noeh naar zijn volk gezonden: ‘Waarschuw jouw volk voordat een pijnlijke bestraffing tot hen komt.’ Hij (Noeh red.) zei: ‘Mijn volk! Ik ben voor jullie een duidelijke waarschuwer dat jullie God moeten dienen, Hem moeten vrezen en mij moeten gehoorzamen. Dan zal Hij voor zonden van jullie vergeving schenken en jullie uitstel verlenen tot een vastgestelde termijn…’ 71:1-4

Hij zei: ‘Mijn Heer, ik heb mijn volk nacht en dag opgeroepen, maar mijn oproep heeft hen alleen maar meer laten vluchten. En telkens als ik hen opriep, opdat U hen zou vergeven, stopten zij hun vingers in hun oren, bedekten zich met hun kleren en bleven stijfkoppig en hoogmoedig. Toen riep ik hen in het openbaar op. Toen sprak ik openlijk, en in het diepste geheim met hen. En ik (Noeh red.) zei: ‘Vraagt jullie Heer om vergeving; Hij is vergevend.’ 71: 5-10

‘Ik vrees voor jullie bestraffing op een geweldige dag.’ En de voornaamsten van zijn volk zeiden: ‘Wij zien dat jij in duidelijke dwaling verkeert.’ … Maar zij betichtten hem van leugens… 7:59, 60, 64

Noeh, bouw een schip!
Maar hem droegen Wij op het uit planken en pennen gemaakt (schip), dat voor Onze ogen bleef varen, als beloning voor hem die ondankbaar behandeld was. 54:13-14

En aan Noeh is geopenbaard: ‘Niemand van jouw volk zal tot geloof komen, afgezien van hen die al geloofden. Wees dus niet bedroefd over wat zij aan het doen waren. Bouw dan het schip onder Onze ogen en volgens Onze openbaring, maar spreek Ons niet aan over hen die onrecht plegen; zij zullen verdronken worden. En hij bouwde het schip en telkens als er voornaamsten van zijn volk voorbijkwamen maakten zij hem belachelijk.’ 11:36-38


Twee van elke soort

Toen dan Onze beschikking kwam… zeiden Wij: ‘Belaad het met van alles twee stuks, paarsgewijs, en met jouw familie behalve hem (hen red.*) over wie al sprake geweest is, en met wie geloven.’ Maar slechts weinigen geloofden met hem. En hij zei: ‘Gaat aan boord. In Gods naam zal het afvaren en afmeren. Mijn Heer is vergevend en barmhartig.’ 11:40-41

*Het betreft hier de zoon – zie hieronder – en de vrouw van Noeh die achterblijft, van wie gezegd wordt: God heeft voor hen die ongelovig zijn de vrouw van Noeh en de vrouw van Loet als een voorbeeld gegeven. 66:10 zie hoofstuk 8

Noehs zoon achtergelaten
En het (schip) voer met hen weg door golven als bergen en Noeh riep naar zijn zoon die apart stond: ‘Mijn zoon! Kom met ons aan boord en wees niet een van de ongelovigen.’ Hij (de zoon van Noeh red.) zei: ‘Ik zal wel een onderkomen op een berg vinden die mij tegen het water zal beschermen.’ Hij zei: ‘Tegen Gods beschikking is er vandaag geen beschermer behalve voor hen met wie Hij erbarmen heeft.’ En de golven kwamen tussen hen beiden in en zo werd hij een van de verdronkenen. 11:42-43

En Noeh riep tot zijn Heer en zei: ‘Mijn Heer, mijn zoon behoort tot mijn familie…’ Hij (Allah red.) zei: ‘O Noeh, hij behoort niet tot jouw familie. Hij is (een toonbeeld van) ondeugdelijk handelen.’ 11:45-46

Water uit aarde en hemel
Toen openden Wij de poorten van de hemel met neergutsend water. En Wij lieten de aarde in bronnen uitbarsten, zodat het water bij elkaar kwam volgens een vastgelegde beschikking. 54: 11-12

Toen greep de overstroming hen (het volk van Noeh red.) terwijl zij onrecht pleegden. 29:14

Toen redden Wij hem en hen die met hem waren in het schip en lieten Wij hen die Onze tekenen loochenden verdrinken; zij waren een blind volk. 7:64

Het water trok zich terug
En er werd gezegd: ‘O aarde, slik je water in en o hemel, droog op’ …en het water nam af. De beslissing was gevallen. En het (schip) kwam op de (berg) Djoedi vast te zitten. 11:44





















Noeh gezegend

Noeh had tot Ons geroepen; een voortreffelijk verhoorder (zijn Wij). En Wij redden hem en zijn familie uit de geweldige benardheid en maakten dat het zijn nakomelingen waren die overbleven. En Wij lieten voor hem een goede naam bij het nageslacht na. Vrede zij met Noeh onder de wereldbewoners! Zo belonen Wij hen die goed doen. Hij behoort tot Onze gelovige dienaren. 37:75-81

En er werd tot hem gezegd: ‘O Noeh, ga van boord in vrede die van Ons komt en met zegeningen voor jou en voor gemeenschappen van hen die bij jou zijn.’ 11:48

Laat een antwoord achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *