Paradijs verloren
Het eerste mensenpaar woont in de paradijselijke tuin waar ze van alles mogen genieten. Maar één boom is verboden. Daarover zijn Koran en Bijbel het eens. In de Bijbel is het de boom van de kennis van goed en kwaad. In de Koran staat het benaderen van die boom gelijk met onrecht plegen.
Beide boeken vertellen hoe de mensen toch van die ene boom aten. Ze werden daartoe aangezet door de slang (Bijbel) of de duivel (Koran). Toen verloren zij het paradijs.
In de Bijbel is het de vrouw die de eerste zonde begaat. Dat verhaal is eeuwenlang gebruikt om vrouwen in een bepaald daglicht te zetten. In de Koran is het Adam die door Satan wordt aangesproken. Het mensenpaar doet sámen onrecht. Samen spreken ze woorden van berouw uit. Adam krijgt antwoord van Allah. Zij worden beiden vergeven.
Volgens de Bijbel wordt, na deze eerste daad van onrecht, de mens uit het paradijs verdreven. Hieruit ontstond het christelijke concept van de ‘erfzonde.’ Mensen worden al beladen met schuld geboren. Alleen Jezus kan hen van de zonde verlossen. Van hem leren mensen berouw te tonen en anderen te vergeven.
In het Koranverhaal is geen erfzondeconcept. Adam toont al direct berouw en dat wordt door Allah aanvaard. Het verhaal laat zien dat mensen hun schuld niet op anderen mogen afwentelen, maar zelf daarvoor de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen. Oprecht berouw tonen biedt mensen het perspectief, om ooit terug te keren naar de tuin van ‘Adn. (zie hoofdstuk 19)
Bijbel
De mens in het Paradijs
God, de Heer, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste hij de mens die hij had gemaakt. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad. Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Genesis 2:8-10
God, de Heer, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul jij onherroepelijk sterven.’ Genesis, 2:15-17
De eerste slechte daad
Van alle in het wild levende dieren die God, de Heer, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’
‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. Genesis 3:1-6
Zonde en Schuld
Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. Toen de mens en zijn vrouw God, de Heer, in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen. Maar God, de Heer, riep de mens: ‘(Adam red) Waar ben je?’ Hij antwoordde: ‘Ik hoorde u in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik je verboden had te eten?’ De mens antwoordde: ‘De vrouw die u hebt gemaakt om mij ter zijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven en toen heb ik ervan gegeten.’ ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg God, de Heer, aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’ Genesis 3:7-13
Verdrijving uit het Paradijs
Tegen de vrouw (Eva red.), zei Hij: ‘Je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’ Tegen de mens, (Adam red.) zei hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’Genesis 3:16-19
… alles wat de mens uitdenkt is nu eenmaal slecht. Genesis 8:21
Ik was al schuldig toen ik werd geboren, al zondig toen mijn moeder mij ontving. Psalm 51:7
Leven door Christus
Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt. 1 Korintiërs 15:22
Koran
De mens in het Paradijs
En Wij zeiden: ‘Adam, jij en je echtgenote mogen de tuin bewonen en jullie mogen ervan in overvloed eten waar jullie maar willen…’ 2:35
… de tuinen van ‘Adn waar de rivieren onderdoor stromen… 98:8
‘Het is jou gegund dat jij er geen honger hebt noch naakt bent en dat jij er geen dorst hebt noch onder de hitte lijdt.’ 20:118-119‘
…maar jullie mogen deze boom niet benaderen, want dan behoren jullie tot de onrechtplegers.’ 2:35
De eerste slechte daad
Wij zeiden dus tot Adam: ‘Dit (Iblies) is een vijand van jou en je echtgenote; laat hij jullie dus niet uit de tuin verdrijven want dan zul je ongelukkig zijn.’ 20:117
Maar de satan fluisterde hem in en zei:‘O Adam zal ik jou de boom van het eeuwige leven wijzen en een heerschappij die niet vergaat?’Toen aten zij er beiden van en hun schaamte werd voor hen zichtbaar en zij begonnen zich te bedekken…’ 20:120-121
Toen fluisterde de satan hun in om hun openlijk te tonen wat er van hun schaamte verborgen was en hij zei: ‘Jullie Heer heeft jullie alleen maar van deze boom afgehouden opdat jullie geen engelen zouden worden of zouden gaan behoren tot hen die altijd blijven bestaan.’ 7:20
Adam was ongehoorzaam aan zijn Heer en misleid. 20:121
Toen liet de satan hen daaruit (uit de tuin red.) afdwalen. Zo bracht hij hen uit de plaats waarin zij waren en Wij zeiden:(tegen de mens en de satan red.)‘Daalt af, elkaar tot vijand…’ 2:36
Schaamte, Berouw en Genade
Zo misleidde hij (satan red.) hen door begoocheling. Toen zij dan van de boom geproefd hadden werd hun schaamte zichtbaar voor hen en begonnen zij zich te bedekken met aaneengehechte bladeren uit de tuin. En hun Heer riep tot hen: ‘Had Ik jullie deze boom niet verboden en jullie niet gezegd dat de satan een verklaarde vijand van jullie is?’ Zij zeiden: ‘Onze Heer, wij hebben onszelf onrecht aangedaan en als U ons niet vergeeft en erbarmen met ons hebt dan behoren wij bij de verliezers.’ 7:22-23
Toen nam Adam van zijn Heer woorden in ontvangst en Hij wendde zich genadig tot hem; Hij is de genadegever, de barmhartige. 2:37
Daarna verkoos zijn Heer hem, wendde zich genadig tot hem en bracht hem op het goede pad. 20:122
Verdrijving uit het Paradijs
Hij zei: ‘Daalt af – elkaar tot vijand – jullie hebben namelijk op aarde een tijdelijke verblijfplaats en vruchtgebruik.’ 7:24
Wij zeiden: ‘Daalt allen eruit af. Als er dan van Mij een leidraad tot jullie komt, dan hebben zij die Mijn leidraad volgen, niets te vrezen, noch zullen zij bedroefd zijn.’ 2:38
Hij zei: ‘Op haar zullen jullie leven en op haar zullen jullie sterven en uit haar zullen jullie tevoorschijn gebracht worden.’ 7:25
God heeft jullie toch uit de aarde laten ontstaan. Daarna zal Hij jullie in haar terug laten keren en jullie dan opnieuw te voorschijn brengen. 71:17-18
En God heeft jullie terwijl jullie niets wisten uit de buiken van jullie moeders voortgebracht. 16:78
Terugkeer naar de tuin
God heeft de gelovige mannen en vrouwen tuinen toegezegd om daarin altijd te blijven… de tuinen van ‘Adn. 9:72