Sjaloom, Vrede, Salaam
Wedijvert dus in goede daden (Koran 5:48)
In dit slothoofdstuk laten wij het licht vallen op gemeenschapplijke waarden in Bijbel en Koran. Het gaat om datgene waar mensen overal op aarde naar verlangen: vrede, in de talen van Bijbel en Koran: Sjaloom, Irene, Salaam.
Tegelijk wordt in beide boeken een aantal belangrijke richtlijnen voor het gedrag gegeven, dat aan vrede kan bijdragen dan wel afbreuk doen. Het gaat om normen waardoor zowel gelovigen en als niet-gelovigen zich laten inspireren. Richtlijnen die onder meer in Koran en Bijbel, maar ook elders zijn terug te vinden. Hoe oud deze ‘geboden’ ook zijn, hoe vreemd ouderwets soms geformuleerd, zij blijven hun geldigheid behouden, ook in onze geglobaliseerde, multiculturele samenleving met zijn technische kwetsbaarheid en massa vernietigingswapens.
Het gaat daarbij in de eerste plaats om het ontbreken van oorlog en geweld, gekoppeld aan het verbod op moord. Belangwekkend is dat, terwijl in de praktijk vaak gedood wordt in de naam van God, beide boeken daar juist voor waarschuwen. Gebruik van militaire macht is wel toegestaan, als het gaat om verdediging, van mensen maar ook van synagogen, kerken en moskeeën. Wel is het essentieel om elke kans voor de beëindiging van het conflict met beide handen aan te grijpen. Daartoe is een verzoenende houding vereist. Door te vergeven, door af te zien van vergelding kan een geweldsspiraal doorbroken worden.
Maar alleen orde en rust is niet voldoende, het gaat om meer dan negatieve vrede. Rust in het land mag geen dekmantel zijn voor onderdrukking en armoede. Vrede moet steunen op rechtvaardigheid en barmhartigheid. Hierin kan men zich laten inspireren door een rechtvaardige en barmhartige God/Allah. Het in stand houden van vrede vraagt om tolerantie, en hoffelijkheid in de omgang. Het gaat niet aan anderen te kleineren, belachelijk te maken of uit te schelden.
In het bijzonder vraagt, in een multiculturele wereld, de omgang met andersdenkenden/andersgelovigen veel aandacht. In plaats van verschillen en strijdpunten te onderstrepen kan men kijken naar overeenkomsten. Dan blijken bijvoorbeeld christenen en moslims dicht bij elkaar te staan. Wie overtuigd is van de waarde van het eigen geloof kan daarover met anderen in schone woorden spreken. En juist ook als men het niet eens wordt, is wederzijds respect geboden.
Om te benadrukken hoezeer uitspraken uit de boeken van joden, christenen en moslims elkaar benaderen, hebben wij in dit laatste hoofdstuk de verzen niet naast elkaar geplaatst, niet tegenover elkaar, maar afwisselend onder elkaar. Wij hebben de bron vooralsnog weggelaten om de lezer eerst maar eens te laten raden uit welk boek de uitspraak afkomstig is. Wie nieuwsgierig is kan de verwijzingen vinden achter deze ‘wijze uitspraken’.
Vrede, het ontbreken van oorlog en geweld
Pleeg geen moord
1. … en Hij verbiedt wat gruwelijk, verwerpelijk en gewelddadig is…
2. Toen sprak God deze woorden: ‘Pleeg geen moord.’
3. …dat jullie geen gruwelijkheden mogen benaderen, noch uiterlijk, noch innerlijk, en dat jullie niemand mogen doden – wat God verboden heeft–, behalve volgens het recht.
4. Derhalve hebben Wij aan de Israëlieten voorgeschreven dat wie iemand doodt, anders dan voor doodslag of wegens verderf zaaien op de aarde, is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft gedood en dat wie iemand laat leven is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft laten leven.
5. Jullie die geloven! …doodt elkaar niet. God is voor jullie barmhartig.
Verdediging toegestaan
6. Aan hen die bestreden worden is (de strijd) toegestaan omdat hun onrecht is aangedaan; God heeft de macht hen te helpen, en die zonder recht uit hun woningen verdreven zijn…
7. En als God de mensen elkaar niet had laten weerhouden dan waren kluizenaarsverblijven, kerken, synagogen en moskeeën, waarin Gods naam vaak genoemd wordt zeker verwoest. Maar God zal hen helpen die Hem helpen. God is krachtig en machtig.
Beëindiging van conflicten
8. En God roept op tot de woning van de vrede…
9. Maakt God niet tot een beletsel… om… vrede te stichten tussen de mensen.
10. En als twee groepen van de gelovigen met elkaar strijden, sticht dan vrede tussen hen…
11. En als zij (tegen wie je vecht red.) geneigd zijn tot vrede, wees daar dan ook toe geneigd en stel je vertrouwen op God; Hij is de horende, de wetende.
12. Misschien dat God tussen jullie en hen die jullie als vijand beschouwen genegenheid zal brengen; God is vrijmachtig en God is vergevend en barmhartig.
13. Overal in het land op de aarde is rust en vrede, vrolijk gejubel weerklinkt.
14. Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
15. God leidt daarmee wie Zijn welgevallen navolgen op de wegen van de vrede, brengt hen met Zijn toestemming uit de duisternis naar het licht en leidt hen op een juiste weg.
16. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen.
Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is.
17. Dan zal de gerechtigheid vrede stichten, ze brengt rust en vertrouwen voor altijd.
Vergeving en verzoening
18. De Heer onze God, is vol erbarmen en vergeving…
19. Hij is de vergevende, de barmhartige.
20. God is liefde.
21. Denkt aan Gods genade aan jullie toen jullie vijanden waren en Hij jullie harten tot elkaar bracht en jullie door Zijn genade broeders werden; toen jullie op de rand van de groeve van het vuur waren en Hij jullie ervan redde.
22. Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laadt niet omwille van een ander schuld op je door je te wreken of wrok te blijven koesteren. Heb je naaste lief als jezelf.
23. Vriendelijke woorden en vergeving zijn beter dan een aalmoes gevolgd door ergernis.
24. … heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten…
25. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
26. ‘Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven.’
27. De vergelding voor een slechte daad is een overeenkomstige slechte daad. Maar als iemand kwijtscheldt en het weer goedmaakt, dan is zijn beloning Gods taak.
28. Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: ‘Een oog voor een oog en een tand voor een tand.’ En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren.
29. ‘Heb je vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten;’
30. En de goede daad en de slechte daad zijn niet gelijk; weer die af met iets dat beter is. Dan zal hij tussen wie en jou vijandschap was, zijn als een boezemvriend.
31. Vergeef, dan zal je vergeven worden.
Rechtvaardigheid
God/Allah is rechtvaardig
32. Trouw is God, rechtvaardig en zuiver, in hem is geen spoor van kwaad.
33. …God doet geen greintje onrecht aan en als het een goede daad is, zal Hij die verdubbelen en van Zijn kant een geweldig loon geven.
34. De Heer is genadig en rechtvaardig, onze God is een God van ontferming, de Heer beschermt de eenvoudigen…
35. Als iemand met een goede daad komt, dan is er voor hem tien maal zoveel en als iemand met een slechte daad komt, dan wordt hem slechts dienovereenkomstig vergolden en hun zal geen onrecht worden aangedaan.
Wees rechtvaardig
36. De Heer heeft de rechtvaardigen lief…
37. Rechtvaardigheid verheft een volk…
38. Het huis van de rechtvaardige bergt talloze schatten…
39. God verbiedt niet, dat jullie hen die niet wegens de godsdienst tegen jullie gestreden hebben en die jullie niet uit jullie woningen verdreven hebben, met respect en rechtvaardig behandelen. God bemint hen die rechtvaardig handelen.
40. Weest standvastig voor God als getuigen van de rechtvaardigheid en laat de afkeer van bepaalde mensen jullie er niet toe brengen niet rechtvaardig te zijn.
41. Wees niet partijdig wanneer je rechtspreekt. Trek onaanzienlijken niet voor en zie machthebbers niet naar de ogen. Spreek rechtvaardig recht over je naasten.
42. Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.
43. Weest standvastig in de gerechtigheid als getuigen voor God, al is het tegen jullie zelf of de ouders of de verwanten. Of het nu om een rijke of om een arme gaat, God staat hen beiden zeer na. Volgt dus niet je geneigdheid om niet rechtvaardig te zijn.
44. Wie rechtvaardig en trouw is, wordt door de Heer beloond.
45. Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Barmhartigheid
God/Allah is barmhartig
46. In naam van God, de Erbarmer, de Barmhartige.
47 God is vergevend en barmhartig.
48. Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is.
49. Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
50. Want de Heer uw God, is een God van liefde.
51. De liefde is geduldig en vol goedheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig… ze verheugt zich niet over onrecht maar vind vreugde in de waarheid.
52. Weest goed voor… de wezen en de behoeftigen.
53. Wie barmhartig is voor een arme leent aan de Heer, die zal hem zijn weldaad vergoeden.
54. Loof de Heer, O mijn ziel, hij die… recht doet aan de verdrukten, brood geeft aan de hongerigen. De Heer bevrijdt de gevangenen, de Heer opent de ogen van blinden. De Heer richt de gebogenen op, de Heer beschermt de vreemdelingen, wezen en weduwen steunt hij…
55. Vrede zij met jullie, jullie Heer heeft zichzelf barmhartigheid voorgeschreven: als iemand van jullie uit onwetendheid het verkeerde doet en dan later berouw toont en het weer goedmaakt, dan is Hij vergevend en barmhartig.
Wees barmhartig
56. En zij geven, hoe lief zij het ook hebben, voedsel aan behoeftige, wees en gevangene. ‘Wij geven jullie voedsel terwille van God; Wij wensen van jullie geen loon of dank.’
57. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’
58. En geef de verwant wat hem toekomt en ook de behoeftige en wie onderweg is…en als jij je van hen afwendt in jouw streven naar barmhartigheid van jouw Heer, spreek dan tot hen op een vriendelijke manier.
59. Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en zich niet kan handhaven, moet je hem bijstand verlenen, zoals je ook een vreemdeling zou helpen die bij je te gast is; je mag hem niet laten verkommeren.
60. Vreemdelingen mag je niet uitbuiten. Jullie weten immers hoe het voelt om vreemdeling te zijn, omdat jullie zelf vreemdelingen zijn geweest in Egypte.
61. Iemand die als vreemdeling in jullie land verblijft, mag je niet onderdrukken. … je mag hem niet laten verkommeren.
62. Geen vreemdeling liet ik buiten overnachten, voor elke reiziger opende ik mijn deuren.
63. Als jullie openlijk aalmoezen geven, dan is dat mooi, maar als jullie dat in het verborgene doen en ze aan de armen geven dan is dat beter voor jullie en het verzoent iets van jullie slechte daden.
64. Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe. Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.’
65. Zij onder jullie die het goed en ruim hebben mogen niet zweren dat zij de verwanten, de behoeftigen en de uitgewekenen op Gods weg niets zullen geven. Zij moeten juist vergiffenis schenken en kwijtschelden. Willen jullie ook niet graag dat God jullie vergeeft? God is vergevend en barmhartig.
Tolerantie en hoffelijkheid
66. O mensen, Wij hebben jullie uit een man en een vrouw geschapen en Wij hebben jullie tot volkeren en stammen gemaakt opdat jullie elkaar zouden kennen.
67. Wend je wang niet hoogmoedig van de mensen af en loop niet verwaand op de aarde rond.
68. En de dienaren van de Erbarmer zijn zij die bescheiden op de aarde rondwandelen en wanneer de onwetenden hen toespreken zeggen: ‘Vrede.’
69. Wie zijn medemens kleineert, heeft geen verstand, iemand met inzicht zwijgt.
70. Mensen moeten elkaar niet belachelijk maken… En maakt geen aanmerkingen op elkaar en geeft elkaar geen scheldnamen.
71. Kalme woorden zijn een levensboom, een valse tong vernietigt de geest.
72. En wanneer zij geklets horen dan mijden zij het en zij zeggen: ‘Wij hebben onze daden en jullie hebben jullie daden. Vrede zij met jullie! Wij zoeken geen omgang met de onwetenden.’
73. Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden.
74. Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? Hoe kun je tegen hen zeggen: ‘Laat mij de splinter in je oog verwijderen’, terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet? Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter in het oog van je broeder of zuster te verwijderen.
75. Vanwege barmhartigheid van God was jij soepel voor hen, maar als jij streng en hardvochtig was geweest dan waren zij rondom jou uiteengegaan. Reken het hun dus maar niet aan en vraag vergeving voor hen en raadpleeg hen over het beleid.
Godsdienstvrijheid en dialoog
Godsdienstvrijheid
76. In de godsdienst is geen dwang.
77. Hijzelf heeft de mens in het begin gemaakt en hem de vrijheid gegeven zelf te beslissen.
78. Of kun jij de mensen dwingen gelovigen te worden ? Niemand kan geloven zonder Gods toestemming…
Moslims, christenen en joden
79. En met hen die zeggen: ‘Wij zijn christenen’ zijn Wij een verdrag aangegaan.
80. … je zult merken dat zij in genegenheid het dichtst staan bij hen die geloven (de moslims red.) die zeggen: ‘Wij zijn christenen.’ Dat komt omdat onder hen priesters en monniken zijn en omdat zij niet hoogmoedig zijn. Wanneer zij wat naar de gezant (Mohammed red.) is neergezonden horen dan zie jij hun ogen van tranen overstromen wegens de waarheid die zij herkennen…
81. Twist met de mensen van het boek slechts op de beste manier…en zegt: Wij geloven in wat naar ons is neer gezonden en wij geloven in wat naar jullie is neer gezonden. Onze God en jullie god is één.
Omgang met anders gelovigen
82. Zeg: ‘O ongelovigen.
Ik zal niet dienen wat jullie dienen.
En jullie dienen niet wat ik dien.
En ik dien niet wat jullie dienen.
En jullie dienen niet wat ik dien.
Jullie hebben jullie godsdienst en ik heb mijn godsdienst.’
83. ‘Mijn Heer, dezen hier zijn mensen die niet geloven.’
Schenk maar geen aandacht aan hen en zeg: ‘Vrede.’
Dialoog
84. Wie goed luistert zal het goed vergaan… wie op milde toon spreekt, heeft meer overtuigingskracht.
85. Roep op tot de weg van jouw Heer met wijsheid en goede aansporing en twist met hen op de beste manier. Jouw Heer kent wie van de weg afdwaalt het best en Hij kent hen die het goede pad volgen het best.
86. Een rechtvaardige denkt na voordat hij antwoord…
87. Heb jij dan niet gezien hoe God een goed woord vergelijkt met een goede boom waarvan de wortel stevig staat en de takken in de hemel reiken?
88. Een goede boom brengt geen slechte vruchten voort… Elke boom kun je aan de vruchten kennen…
89. Een goed mens brengt uit de goede schatkamer van zijn hart het goede voort…want waar het hart vol van is daar loopt de mond van over.
Verwijzingen wijze uitspraken
1 Koran 16:90
2 OT Exodus 20:1, 13
3 Koran 6:151
4 Koran 5:32
5 Koran 4:29
6 Koran 22:39
7 Koran 22:40
8 Koran, 10:25
9 Koran 2:224
10 Koran 49:9
11 Koran 8:61
12 Koran 60:7
13 OT Jesaja 14:7
14 NT Matteüs 5:7, 9
15 Koran 5:16
16 OT Jesaja 2:4
17 OT Jesaja 32:17
18 OT Daniël 9:9
19 Koran 10:107
20 NT 1 Johannes 4:16
21 Koran 3:103
22 OT Leviticus 19:17
23 Koran 2:263
24 NT Lucas 6:27
25 NT Matteüs 6:12
26 NT Matteüs 18:21-22
27 Koran 42:40
28 NT Matteüs 5:38-39
29 NT Lucas 6:35
30 Koran 41:34
31 NT Lucas 6:37
32 OT Deuteronomium 32:4
33 Koran 4:40
34 OT Psalm 116:5-6
35 Koran 6:160
36 OT Psalm 146:8
37 OT Spreuken 14:34
38 OT Spreuken 15:6
39 Koran 60:8
40 Koran 5:8
41 OT Leviticus 19:15
42 NT Matteüs 7:12
43 Koran 4:135
44 OT 1 Samuel 26:23
45 NT, Matteüs 5:6
46 Eerste zin in bijna alle soera’s van de Koran
47 Koran 2:218
48 NT Lucas 6:36
49 NT Matteüs 5:7
50 OT Deuteronomium 4:31
51 NT 1 Korintiërs 13:4-6
52 Koran 2:83
53 OT Spreuken 19:17
54 OT Psalm 146:1, 6-9
55 Koran 6:54
56 Koran 76:8-9
57 NT Paulus’ brief aan de Galaten 5:13-14
58 Koran 17:26-28
59 OT Leviticus 25:35
60 OT Exodus 23:9
61 OT Leviticus 19:33
62 OT Job 31:32
63 Koran 2:271
64 NT Matteüs 25:35-36, 40
65 Koran 24:22
66 Koran 49:13
67 Koran 31:18
68 Koran 25:63
69 OT Spreuken 11:12
70 Koran 49:11
71 OT Spreuken 15:4
72 Koran 28:55
73 NT Lucas 6:37
74 NT Lucas 6: 41-42
75 Koran 3:159
76 Koran 2:256
77 Deuterocanonieke Boeken, Sirach 15:14
78 Koran 10:99-100
79 Koran 5:14
80 Koran 5:82-83
81 Koran 29:46
82 Koran 109:1-6
83 Koran 43:88-89
84 OT Spreuken 16:20, 21
85 Koran 16:125
86 OT Spreuken 15:28
87 Koran 14:24
88 NT Lucas 6:43, 44
89 NT Lucas 6:45